Tafeltennis - Interview met Tonnie Heijnen
‘Het verliezen van mijn been is achteraf het beste wat me kon overkomen.’ Tonnie Heijnen is 43 jaar, getrouwd met Youi en woont in Emmen. Op 35 jarige leeftijd verloor hij een deel van zijn rechteronderbeen bij een auto-ongeluk. Sindsdien loopt hij met een beenprothese. In het dagelijks leven en op zijn werk als politieagent ondervindt hij nauwelijks beperkingen. Tonnie tafeltennist met veel succes op wereldniveau. Intro.Naast tafeltennissen heeft Tonnie de hobby’s: zwemmen, sauna bezoeken en films kijken. Voor zijn ongeluk tafeltenniste hij ook al. Hij zegt hierover: ‘Ik was een matige subtopper. Nu ben ik nog steeds subtopper, maar door de intensievere trainingen speel ik zelfs beter dan vroeger. Door mijn lichamelijke beperking speel ik internationaal bij de wereldtop. Op de laatste wereldranglijst (voor het WK) stond ik op de tiende plaats.’ Tonnie tafeltennist in de validen competitie in Duitsland bij de vereniging TSG Dissen. |
Werk.
‘Na mijn ongeluk ben ik politieagent geworden. Die baan heb ik te danken aan mijn ongeluk. Dat klinkt misschien raar, maar het is wel zo. In 2006 sloot de Nederlandse politie een contract met het NOC-NSF. De politie wilde graag topsporters in dienst hebben en benaderde me of ik belangstelling had om bij de politie te werken. Ik ben begonnen op de afdeling Personeelszaken. Na een verkorte opleiding en stages bij andere onderdelen heb ik examen gedaan. Inmiddels ben ik rechercheur. Waarschijnlijk ben ik de eerste politieagent met een beenprothese die in de buitendienst zit. Ik vind het belangrijk dat andere mensen kunnen zien, dat ik ondanks mijn beperking toch alles kan doen. Ik hoop een voorbeeldfunctie voor anderen te zijn.’
Tonnie kan zijn werk als politieagent goed combineren met toptafeltennis. Tonnie: ‘Ik heb een 40-urig arbeidscontract, waarbij ik 20 uur werk als rechercheur, de andere 20 uur kan ik aan mijn sport besteden. Als er geen toernooien zijn werk ik gewoon 40 uur, maar richting het WK heb ik vijf maanden helemaal niet gewerkt. Toen heb ik alleen maar getraind, een prachtig contract.
Het ongeval, de revalidatie en omgaat met.
In mei 2002 verloor Tonnie op vakantie zijn rechterbeen bij een ernstig auto-ongeluk op een nat wegdek. Tonnie vertelt: ‘Al op de derde dag op de intensive care heb ik geaccepteerd, zoals het was. Waarom weet ik niet, maar ik had zonder problemen de knop omgezet. Ik wilde mijn sociale leven snel terug. Het revalidatieproces verliep gemakkelijk. Binnen twee maanden liep ik op mijn beenprothese. De revalidatie zou een jaar duren, maar na ruim vier maanden had ik al mijn eerste werkdag en tafeltennistraining. Een maand later speelde ik met Gerben Last, (ambassadeur Intermobiel) mijn eerste tafeltennistoernooi.'
'Nooit heb ik een terugval gehad of mentale problemen gekend. Ik denk er wel vaak genoeg aan. Regelmatig moet ik mijn verhaal ook vertellen, bijvoorbeeld tijdens lessen op scholen of tijdens een clinic. Bij de gemeente en bij de provincie ben ik sportambassadeur.' ’Eigenlijk heb ik heel veel geluk gehad dat ik nog leef. Van de auto bleef niets meer heel en ik had heel veel bloed verloren. Dan sta je toch anders in het leven, iets socialer ook. Tijdens de revalidatie en door de sport kom ik veel mensen met beperkingen tegen en kom je met andere dingen in aanraking. Dan ga je toch heel anders tegen dingen aankijken.’ Tafeltennissen. ‘Op mijn 21e ben ik pas gaan tafeltennissen. Daarvoor voetbalde ik altijd. Dat ging me best goed af. Nadat twee keer mijn enkelbanden afscheurden, was het wel gedaan met de zin in voetballen. Een van mijn vrienden tafeltenniste en dat ben ik toen ook gaan doen. Ik vond het zo leuk, dat ik op een gegeven moment elke avond van 18:00 tot 24:00 uur in de zaal stond te tafeltennissen. Zo klom ik in tweeënhalf jaar tijd van team 11 naar team 1 en in tien jaar van de laagste klasse naar de Eerste Divisie. Ik was geen technische speler, maar moest het hebben van hard werken en veel trainen.’ |
Het Nederlands team.
Tonnie speelde een half jaar na het ongeval al zijn eerste toernooi voor het Nederlands team. Zijn erelijst is indrukwekkend:
- EK landenwedstrijd, zilver in 2003, 2005 en 2009 en goud in 2007;
- WK landenwedstrijd, vierde in 2006 en wereldkampioen in 2010;
- Paralympics landenwedstrijd, goud in 2004 en vijfde in 2008.
Hij vertelt: ‘Er zijn slechts enkelen (Gerben ook) die zowel Europees Kampioen, Wereldkampioen en Paralympics kampioen zijn. Op alle drie de titels ben ik trots. Het Paralympisch goud was natuurlijk het hoogst haalbare, maar het WK leverde voor mij de nog ontbrekende medaille en titel op.’
De Paralympics.
‘In 2004 waren mijn eerste Spelen waardoor de indrukken toch wat groter waren dan de tweede keer (2008). Het gevoel wat je als sporter krijgt om mee te mogen doen, is het ultieme gevoel wat je kunt bereiken, onbeschrijfbaar. Als je dan ook nog een medaille wint, heb je ook maanden ‘naweeën’ van wat erop volgt. Zo ben ik bij de Koningin geweest, ben ik geridderd en heb ik veel interviews voor kranten en televisie gegeven. Al die publiciteit kon ik dankbaar gebruiken in de zoektocht naar sponsoren en opende ook vele deuren.’
Het WK-tafeltennis in Zuid-Korea. ‘Ik had me vijf maanden lang voorbereid op het WK met onder andere een trainingsstage in Azië en een langere tijd intern op sportcentrum Papendal. Het was mijn beste voorbereiding ooit. De uiteindelijke titel was natuurlijk extra mooi, maar mijn doel was het winnen van de nog ontbrekende WK-medaille. Daar heb ik alles aan gedaan. Twee weken voor het toernooi was ik al in Zuid-Korea om te trainen. De Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB) had alles goed geregeld. Het toernooi begon met de open klasse, waarin ik in de derde ronde strandde tegen de ex-wereldkampioen. Hij was, ondanks mijn goede spel, gewoon beter. Daar had ik vrede mee. Daarna speelde ik in de Eigen Klasse. Met twee overwinningen kwam ik de poule goed door, daarna won ik ook in de volgende ronde. In de kwartfinale verloor ik met 3-1 van een goede Chinese speler (latere winnaar van het zilver), maar ik kijk tevreden terug op die wedstrijd. In deze wedstrijd speelde ik het beste spel van mijn leven. |
De echte prioriteit en de grootste kans op een medaille lag bij het landenteam, bestaande uit Gerben Last, Ronald Vijverberg en mezelf. We wonnen alle wedstrijden vrij eenvoudig en moesten het in de finale opnemen tegen Frankrijk. Nadat Gerben en Ronald hun enkelspel hadden gewonnen, waren we één overwinning van de titel verwijderd. De dubbelwedstrijd, gespeeld door Gerben en mij, was een van onze beste dubbelwedstrijden van de laatste jaren. We wonnen en dus was de eindstand 3-0. ’s Avonds was de huldiging in Zuid-Korea, terwijl we ’s nachts al terug naar Nederland vlogen. Bij aankomst op Schiphol stonden mijn vrouw en mijn vader op mij te wachten. Ook de aanhang en ouders van de andere teamleden, familie, vrienden, bekenden, behoorlijk wat pers en Emile (Emile Cobben, directeur Stichting Intermobiel) waren er.’
Zware longembolie.
‘Twee weken later zat ik, ’s morgens na het douchen, op de rand van mijn bed en zakte gewoon in elkaar. Mijn vrouw reanimeerde mij. Toen ik na vijf minuten weer bijkwam, zweette ik hevig en ademde heel zwaar. De gealarmeerde ambulance was er snel en bracht me naar het ziekenhuis. Er zaten meer dan twintig bloedproppen in de longen. Dat is gigantisch veel; vier of vijf zijn al kritiek. De doktoren zeiden dat de meesten het niet hadden naverteld. Waarschijnlijk heb ik ook hierbij veel geluk gehad. Het leven is heel relatief, zo ben je wereldkampioen en twee weken later ben je bijna dood.’ Daarna zegt Tonnie vastberaden: ‘Ik wil, ga en kom ook weer terug als sporter.’
Ambassadeur Gerben Last.
‘Ik ken Gerben nog van toen hij heel jong was. Het is altijd gezellig met Gerben, het klikt. Dat speelt ook gemakkelijker achter de tafeltennistafel (dubbelspel en team wedstrijden). In het begin werden we heel vaak vergeleken als vader en zoon. We hebben een goede wisselwerking en passen goed bij elkaar. Door de vele wedstrijden en de internationale toernooien trek je veel met elkaar op. Gerben en ik spelen vanaf eind 2002 samen, vaak oefenen we dan op de ‘dubbels’. We hebben ook samen in een team competitie gespeeld, namelijk bij Tafeltennis Zwolle.’
Ambitie. ‘In 2008, na de Paralympische Spelen van Beijing, heb ik besloten om nog vier jaar door te gaan, dus tot de Spelen van 2012. 2011 is een heel belangrijk pre-Olympisch jaar, waarin wij ons moeten kwalificeren. De kwalificatie-eisen zijn vrij hoog, de wereldranglijst van 1 januari 2012 is daarvoor beslissend. Daarvoor moet je internationale toernooien spelen, waar wel een budget voor moet zijn. Als ik op het einde van het jaar nog puntjes te kort kom en het budget op is, dan is een eigen financiële bijdrage vereist. Dat hoort erbij als je graag naar de Spelen wil. Stel dat je een paar puntjes tekort komt, je moet twee toernooien zelf betalen en je doet dat niet, dan is dat in mijn ogen heel dom. We hebben het wel over de Spelen.’ Tafeltennis is een toegankelijke sport. Tafeltennis is recreatief gezien een ideale sport voor mensen met een beperking. Het is ook laagdrempelig. Op een hoger niveau is het wel een heel intensieve sport. Persoonlijk vind ik het een geweldige sport. Je kunt me er ‘s nachts voor wakker maken. Elke sport is goed voor mensen met en zonder een beperking. Je moet gewoon blijven bewegen. Het is niet alleen het sporten, maar ook de sociale contacten en ‘het onder de mensen zijn’ is belangrijk. |
Conclusie.
‘Als ik nu terugkijk, vanaf de dag van het ongeluk tot nu, is het verliezen van mijn been achteraf het beste wat me kon overkomen. Dat klinkt misschien raar, maar het is wel zo.’ Ter verduidelijking van zijn conclusie somt hij op: ’Mijn vrouw met wie ik getrouwd ben, mijn nieuwe baan bij de politie, alle sport en alle mensen die ik heb leren kennen. Mijn leven is zo veel veranderd en verbeterd,; alles is een plus. Ondanks mijn onderbeenamputatie heb ik geen enkele beperking. Ik kan alles doen wat ik voorheen ook deed, sommige dingen zelfs beter. Maar ik weet niet, wat er van me was geworden als het ongeluk niet was gebeurd. Ik heb nu zoveel leuke dingen meegemaakt, daar weegt het verliezen van het been niet
tegenop.’ Dat is een mooie constatering, die zijn relativerend karakter goed weergeeft.
Geschreven door Johan Fiddelaers.
Geredigeerd door Evy.
Januari 2011