Interview met zitvolleybalster Hong Zhao
Zitvolleybalster Hong Zhao speelt in het Nederlands team, nam deel aan de Paralympische Spelen, en is komende zomer actief op het WK Zitvolleybal in Nederland. Vroeger volleybalde ze bij het nationale team van China en won ze brons op de Olympische Spelen. Hong vindt het belangrijk om meer bekendheid te geven aan zitvolleybal. Hieronder haar verhaal.
Mijn eerste jaren in China
Hong is in 1966 geboren in China. ‘Ik ben geboren in het noorden van China in de stad DanDong pal aan de grens met Noord-Korea. We woonden slechts een paar straten van de beruchte Vriendschapsbrug over de Yalurivier. Deze brug verbindt China met Noord-Korea. Ik heb twee broers. Voor Chinese begrippen waren wij vrij groot. Toen ik een jaar of vijf was, zeiden vrienden van ons: “Jullie dochter is zo groot, zij moet gaan sporten.” Ik was een zeer verlegen meisje dat niets durfde. Sporten zou misschien goed voor mijn ontwikkeling zijn. China was een arm land en de mensen ook. Mijn ouders waren gewone arbeiders, dus we hadden het niet zo breed. We kregen een vaste hoeveelheid rijst en meel afhankelijk van de grootte van het gezin. Mijn ouders, mijn broers en ik waren behoorlijk lang en ook grote eters. Dus mijn ouders namen elke maand de overgebleven granen van vrienden over zodat we geen honger hoefden te lijden. Maar als ik ging sporten, dat was intern, dan kreeg mijn familie evengoed vijf porties voor vier personen. Dus dan hadden zij het ook beter. Ik dacht als kind: “Oh, ik kan iets voor mijn familie doen.” Dat was voor mij een eer; om een bijdrage te leveren aan het welzijn van mijn familie. En natuurlijk was het ook een manier om aan de armoede te ontkomen, dat besefte ik heel goed.’
Volleyballen
‘Ik heb eerst op basketbal gezeten. Met basketbal heb je veel lichamelijk contact, dat is erg lastig voor een verlegen meisje zoals ik en ik vond het ook te agressief. Dus zei men dat ik beter kon gaan volleyballen. Daarom ben ik geswitcht naar volleybal. Ik was toen een jaar of zes. We trainden twee, drie keer in de week drie uur. Toen ik een jaar of acht was, werd ik steeds atletischer, dus ben ik met oudere meisjes gaan volleyballen. Mijn teamgenoten waren allemaal rond de 20 jaar.’
Zomer- en winterkampen
‘In China hebben we een zomer- en een wintervakantie, beiden duren vier weken. Rondom deze periodes hebben we een trainingskamp van drie maanden, dus zowel in de zomer als in de winter. Dan woon en train je bij de sporthal. Je eet met je teamgenoten en je woont met zestien teamgenoten op een kamer. Je traint iedere dag meerdere keren en tussendoor ga je gewoon naar school. Ik was toen negen jaar. Het trainen was heel primitief, zo trainden we buiten op de harde grond. De training begon 's morgens om 4.30 uur een duurde tot 6.30 uur. Dan ging je naar school tot ongeveer 17.30 uur. Vervolgens snel omkleden, eten en dan weer naar de sporthal om te trainen tot 21.00 uur. Jaren heb ik zo geleefd. Ik woonde dus elk jaar een half jaar bij mijn ouders en een half jaar intern bij de sporthal.’
Provincieteam
‘Toen ik 12 jaar was,deed ik aan een toernooi mee waaraan alle steden van de provincie meededen. Tijdens dat toernooi werd ik uitgekozen om naar het provincieteam te gaan. Ondanks mijn opvallende atletische lijfje en mooie volleybaltechn
iektwijfelden ze aan me. Ik was te klein en ze dachten niet dat ik nog zou groeien. Vanwege de goede ontwikkeling van mijn techniek werd ik een jaar later toch nog toegelaten. Dat was zo’n 300 kilometer bij mijn ouders vandaan.
In het provincieteam verbleef ik het eerste jaar intern en ging ik in drie jaar tijd van het laagste team naar het hoogste, dus het eerste team. In die periode was ik gelukkig ook gegroeid naar één meter tachtig en ging ik in de landelijke competitie spelen. Toen ik 16 jaar was, werd ik uitgekozen om voor Jong China onder 21 jaar te spelen. Daar heb ik een jaar of drie gespeeld. Op 20-jarige leeftijd kwam ik bij het nationale team terecht. Ik heb dus het hele traject van regionaal, provinciaal naar landelijk afgelegd.’
Brons op de Olympische Spelen
‘Veel jeugdjaren heb ik niet thuis maar intern gewoond, mijn leven bestond dus alleen maar uit volleybal en school. Maar als ik het over mocht doen, dan zou ik precies hetzelfde hebben gedaan, misschien zelfs nog iets beter. Volleybal heeft mij gemaakt hoe ik nu ben en heeft mij heel veel gebracht. In 1988 waren de olympische spelen in Seoul, daarvoor hebben we alles gewonnen wat er te winnen viel dus het was vanzelfsprekend dat we ook goud gingen halen in Seoul. Maar we werden derde en kregen een bronzen medaille. Voor Chinese begrippen hebben wij toen gewoon gefaald. Toen we van de Spelen op het vliegveld terugkwamen, moesten we zelfs het vliegveld via de achterdeur verlaten. Het nationale team vond mij en een aantal andere speelsters te oud voor de volgende Olympische Spelen en niet meer goed genoeg voor het nationale team. Wij moesten het team verlaten. Ik moest dus terug naar het provinciale team. Als je heel hoog hebt gespeeld en je moet terug naar een lager niveau, terwijl je fysiek en technisch nog in topvorm bent, dan raak je je motivatie kwijt en dat wilde ik absoluut niet.’
Volleyballen in Nederland
‘Ik voelde me niet thuis op het lagere niveau, dus probeerde ik uit China weg te gaan. Het heeft meer dan een jaar geduurd om alles te regelen en naar Nederland te komen. Ik was een van de eerste topsporters die naar het buitenland ging. Ik ging naar Friesland om bij de club Olympus (nu VC Sneek) te spelen. In de jaren daarvoor waren ze vier keer landskampioen geworden. Ik moest heel erg wennen in Nederland, zowel wat betreft de mensen en de cultuur, als de speelstijl. Aziaten hebben een heel andere speelstijl dan Europeanen. Aziaten zijn lichamelijk ook anders gebouwd en hebben een andere techniek, ze zijn sneller en spelen soms ook slimmer. Voor mij was het ook extra wennen om opeens een eigen huis te hebben na bijna mijn hele leven samen met mijn teamgenoten te hebben gewoond. Daarbij moest ik van een professional naar een hobby-volleybalster schakelen, daar heb ik echt heel veel moeite mee gehad. Met mijn club in Sneek ben ik twee keer landskampioen geworden en heb ik de nodige Europese wedstrijden gespeeld.’
Knieklachten
‘Tijdens een wedstrijd belandde ik op iemands voet en kreeg ik forse knieklachten. Ik had veel pijn, maar ik schonk er weinig aandacht aan en ging gewoon door. Later bleek dat het kraakbeen in mijn rechterknie kapot gedrukt was en dat ik geopereerd moest worden. De chirurg zette het kraakbeen uit mijn ribben in mijn knie, maar het kraakbeen groeide helaas niet aan. Een half jaar later hebben ze de operatie herhaald, maar het is nooit meer goed gekomen. Na de operatie kon ik zelfs niet meer lopen en heb ik lang moeten revalideren. Er is ook sprake van ernstige slijtage van mijn linkerknie, maar daar heb ik me nooit aan laten opereren. Ditvanwege de slechte ervaringen met de operaties aan mijn rechterknie. Voor mijn operatie vertelde de dokter dat ik 80 procent kans had dat ik weer kon volleyballen op topniveau. Daar ging ik ook vanuit, maar ik had gewoon pech.’
Een zwart gat
‘Ik heb in mijn eerste jaren in Nederland niet echt een mooie tijd gehad: de cultuur is anders, de volleybalspeelstijl is anders, de mentaliteit van de mensen is anders. Het is een totaal andere wereld. Na mijn knieoperaties ben ik meer dan tien jaar lang niet meer in de sporthal geweest. Ook op tv keek ik niet naar volleybal. Na de beide operaties aan mijn knie was het voor mij afgelopen, ik was klaar met volleybal. Volleybal was mijn leven en toen ik dat niet meer kon had ik het gevoel dat mijn leven een beetje voorbij was. Ik ben nu 28 jaar in Nederland, de eerste 10 jaar heb ik het zwaar gehad, waarvan ik 5 jaar in een zwart gat zat. Ik moest mijzelf weer hervinden en opnieuw leren leven als een “normaal” mens zonder volleybal, zonder teamgenoten, zonder een prestatiedoel, zonder vast levenspatroon… Maar ondanks alles ben ik toch in Nederland gebleven, want in mijn tweede jaar in Sneek heb ik mijn man ontmoet.’
Zitvolleyballen?
‘We zijn dus getrouwd en we hebben drie kinderen gekregen: twee zonen en een dochter, die inmiddels volwassen zijn. Zij hebben alle drie gevolleybald, maar ze studeren nu. Alleen mijn dochter volleybalt nog steeds. Doordat mijn kinderen gingen volleyballen, kwam ik voor het eerst sinds lange tijd weer in de sporthal.
Een jaar of vijf geleden kwam ik iemand tegen die aan zitvolleybal deed en in het Nederlands team zat, en die vroeg aan mij: “Waarom volleybal jij niet meer? Jij kan toch zo goed volleyballen?” Ik zei: “Ja, maar ik heb last van mijn knieën en met die knieën kan ik niet volleyballen.” Hij vroeg me of ik bij hun kwam zitvolleyballen. Ik dacht: “Tja, gehandicaptensport? Ik ben toch niet gehandicapt? Ik heb alleen last van mijn knieën. Ik ga niet zittend volleyballen hoor.” Hij zei: “Weet je wat? Kom dan een keer mee trainen of kijken. Dan kun je zien of je het leuk vindt.” Ik kan geen nee zeggen, dus ben ik erheen gegaan.’
Van staand volleybal naar zitvolleybal
‘Ik moest echt omschakelen en wennen. Met staand volleybal kun je veel meer. Ik kon in het begin met zitvolleybal mijn energie en kracht niet kwijt. Je ziet de bal aankomen, maar je kunt er met je benen en voeten niet naartoe rennen. Je ziet de bal aankomen, maar je zit daar maar met je kont op de grond. Bij staand volleybal zie je de bal aankomen en ga je erheen. Maar bij zitvolleybal moet je eerst jezelf met je handen verplaatsen en dan met je handen de bal spelen.’ Lachend zegt Hong: ‘Ik kwam in het begin letterlijk handen te kort. Bij het competitieteam kwamen ze mensen te kort. Ze vroegen me om een wedstrijd mee te spelen. Ik zei: “Nee, spelen? Maar ik kan toch nog helemaal niet zitvolleyballen? Ik kan me niet eens verplaatsen.” Ze zeiden: “Geeft niks, het went vanzelf.” Dus ben ik toch gegaan en ging het best goed. Ik dacht: “Oké, als ik nu echt ga oefenen, misschien kan ik dan net zo goed worden als met staand volleyballen.” Waarop Hong zelf moet lachen. ‘Ik vind zitvolleybal nu echt heel leuk. Ik ben met een doel bezig en het geeft mij een goed gevoel, dat ik met volleybal toch nog iets kan. Dat geeft mij veel voldoening.’
Nederlands team
‘Ik zitvolleybal bij de club in Sneek waar ik voorheen ook volleybalde. Twee jaar geleden zei iemand van mijn team tegen mij: “Jij bent zo goed. Waarom ga je niet bij het Nederlands team?” Ik zei: “Daar ben ik veel te oud voor.” Volgens mijn teamgenoot had het niets met leeftijd te maken, maar hoe goed je volleybalt. “Als je niveau nog hoger is, kun je het gewoon proberen.”; zei hij. Ik dacht: “Oké, dan ga ik dat een keertje proberen.” Toen heb ik de coach van het Nederlands team gevraagd of ik één of twee keer mocht meetrainen. Na die trainingen vroeg hij me wat mijn handicap was. Ik vertelde hem over mijn knieën. Hij zei: “Dan moeten we het gaan proberen. Als we jou kunnen classificeren, dan kun je bij ons team, want jouw niveau is goed. We hebben jou nodig.” Ik werd grijs geclassificeerd, dat wil zeggen dat ik alleen gewisseld kan worden met iemand die ook een grijze handicap classificatie heeft. Bij zitvolleybal zijn er twee classificaties: grijs en zwart. Bij een amputatie bijvoorbeeld krijg je classificatie zwart. Ik heb wel een handicap, maar die is minder beperkend en dus heb ik een grijze classificatie. In een team mag je twee sporters hebben met een grijze classificatie, maar daarvan mag er maar eentje op het veld zitten.’
Respect
‘Ik moest er echt aan wennen om een gehandicaptensport te doen, want ik zag mezelf niet als een gehandicapte. De eerste keer dat ik in de kleedkamer kwam en ik iemands geamputeerde been zag en de protheses die in de hoek stonden of hangend aan de kapstok, ben ik nooit meer vergeten. Daar schrok ik wel even van. Maar ik besefte dat ik nu ook bij de groep gehandicapten hoor. Als ik mijn gehandicapte teamgenoten zie, die zijn zó sterk, zij staan zó stevig in hun schoenen. Zij kunnen alles doen wat zelfs heel veel ‘normale’ mensen niet durven te doen, ze benutten al hun mogelijkheden. Daar heb ik heel veel respect voor gekregen!’
Niet naar Rio of toch wel?
‘Wij speelden onze kwalificatiewedstrijden in China. Daar verloren wij alleen van Rusland. En dus kwalificeerde Rusland zich voor de Paralympische Spelen, maar vier of vijf weken voor de Paralympische Spelen werden zij voor het dopingschandaal gestraft en mochten ze niet naar de Spelen. Dat opende deurenvoor ons, want door onze prestaties tijdens het kwalificatietoernooi waren we eerste reserve. We mochten dus naar Rio. In korte tijd moesten we alles regelen. Voor mij was het heel bijzonder dat ik naar de Paralympische Spelen mocht, want ik ben de eerste sporter ter wereld die voor twee verschillende landen voor twee verschillende Spelen (de Olympische en de Paralympische Spelen) mocht uitkomen. De enige ter wereld zelfs, ik had er zelf niet over nagedacht, maar een journalist had dat uitgezocht. We hadden slechts enkele weken voorbereiding waarin we ook nog alles moesten regelen en moesten trainen, dat was eigenlijk veel te kort. Daarbij kwam dat de kwalificatiewedstrijden in maart waren en daarna hadden we met het Nederlands team bijna niet meer getraind. Dat had onder meer met geld maken. Dus we moesten ineens heel veel trainen en alles regelen, zoals kleding, dopingcontroles en werk. Dat geregel kostte veel energie.’
De Paralympische Spelen
‘Op de Spelen in Rio hebben we heel goed gespeeld, maar dat was helaas niet goed genoeg. We werden zesde. We hadden het in één wedstrijd laten liggen. Als we die hadden gewonnen, dan hadden we bij de eerste vier kunnen komen. Ik hoop door te kunnen gaan tot de Paralympische Spelen van 2020 in Tokyo, tenminste als mijn lichaam dat toelaat. Vorig jaar zijn we derde op het EK in Kroatië geworden.’
Zitvolleybal in Nederland
‘De basis in Nederland is heel smal, we hebben in Nederland niet veel gehandicapten die zitvolleybal spelen. We komen altijd zitvolleyballers in de breedte en dus ook in de top te kort. In Nederland en in de Nederlandse competities zijn de teams gemengd en voor iedereen, zowel met en zonder handicap. Zo speel ik in Sneek bijvoorbeeld met de mannen. Bij ons in Sneek speel ik met het eerste team in de eredivisie, maar er is ook een tweede team (voor beginners en recreanten) die een keer per maand een toernooi of ook een competitiewedstrijd spelen.’
WK Zitvolleybal in Nederland
‘Vaak zie je dat na grote toernooien sporters gaan stoppen vanwege hun werk of om welke reden dan ook. Na Rio is gelukkig bijna iedereen doorgegaan, daarom konden we met een goed team naar het EK gaan. Na het EK is dit team bij elkaar gebleven. We hebben nu echt een heel goed team. Dat komt goed uit, want in juli (2018) wordt het WK in Nederland gehouden.’
Er is een speciaal artikel voor het WK Zitvolleybal en de regels van zitvolleybal. Lees dat via deze link.
Het WK in Nederland is van 13 t/m 24 juli 2018, niet alleen het WK Zitvolleybal, maar ook het EK Beachvolleybal en het EK Volleybal Jongens < 20 jaar. Natuurlijk doet ook het gastland mee, zowel de dames als de heren.
‘We zijn nu met TeamNL al hard aan het trainen voor het WK. We trainen vier keer in de week, namelijk op vrijdagmiddag, vrijdagavond, zaterdagmorgen en zaterdagmiddag. Daarnaast traint ieder bij haar eigen club; ik speel in Sneek bij F.D.S. (Fit Door Sport) en op zaterdag speel ik een competitiewedstrijd.’
Werk
‘In het dagelijks leven ben ik postbode en fotograaf. Voor mijn lichamelijke conditie ben ik postbode geworden, dat is goed voor mijn knieën. Met mijn knieën moet ik dagelijks oefenen. Ik heb natuurlijk altijd heel veel gesport en niet meer sporten of bewegen is niet goed voor mijn lichaam. Door het vele lopen voor mijn werk heb ik mijn knieën beter getraind. Fotografie is mijn hobby en het laatste jaar heb ik daar mijn eigen bedrijfje voor opgezet. Ik maak portretfoto’s en foto’s voor bruiloften. Dat vind ik leuk.’
Slotwoord
‘De sporters in het Nederlands Team hebben allemaal hun eigen baan en gezin. Voor ons is zitvolleybal een hobby. Wij zijn geen professionele sporters, zoals andere vaak individuele Paralympiërs. We doen dat erbij, maar we hebben misschien nog meer ambities en doorzettingsvermogen. Door de week werken we en we moeten vrij nemen voor een toernooi. Helaas hebben we geen status van NOC-NSF en zijn er weinig financiële middelen voor het Nederlands Team. Zelfs onze reiskosten van en naar trainingen moeten we zelf betalen. Met het geld dat we van de bond krijgen, kunnen we niet zo veel toernooien spelen als we graag zouden willen. Het is dus een beetje armoedig.’
Hong sluit af met een boodschap voor iedereen die interesse heeft om ook te zitvolleyballen: ‘Laat je niet beperken door je beperkingen en kom zitvolleyballen! Of welke sport dan ook. Geef nooit op! Ga het gewoon proberen. In bijna alle provincies is wel een team te vinden dat aan zitvolleybal doet.’
Geschreven door Johan Fiddelaers
Geredigeerd door Jeanine Peters
Maart 2018
Gepubliceerd in Mobiel Magazine 2018-1
Online juli 2018