Stichting Intermobiel

Persoonlijk Karen


Karen:
Toegankelijk onderwijs: studeren én student kunnen zijn.
Wanneer je studeert en je hebt een handicap dan kun je veel studiebelemmeringen tegenkomen. Bijvoorbeeld: een gebouw is niet toegankelijk; je kunt tijdens college niet tegelijkertijd aantekeningen maken en luisteren naar een docent; je kunt een boek niet vasthouden; je hebt niet voldoende energie om de hele dag college te volgen; je kunt niet….

Gelukkig zijn er voor veel belemmeringen ook oplossingen te vinden en gelukkig kun je als student met een functiebeperking ook veel wel. Meestal is het probleem meer dat je als student tegen onbegrip aanloopt, noodzakelijke voorzieningen niet vergoed krijgt of dat aanpassingen niet (tijdig) geleverd of gerealiseerd worden, dan dat je als student bepaalde dingen niet zou kunnen (met de juiste arrangementen).

Persoonlijk ben ik met mijn aangeboren diplegie nooit zo aangelopen tegen belemmeringen bij het studeren an sich. Ik kan bijvoorbeeld traplopen mits er een leuning is. Verder lukken me de meeste dingen wel als ik er bij kan zitten. En wanneer verwacht wordt dat ik toch ergens bij sta, zoals bij een presentatie, dan vraag en krijg ik meestal wel een stoel of kruk.

Studeren was voor mij op zich dus niet zo’n punt. Het wordt een iets ander verhaal als activiteiten rondom het studeren erbij betrokken worden. Studeren is meer dan alleen college volgen en met de neus in de boeken zitten

Veel problemen die een mobiliteitsbeperking met zich meebrengt zijn te omzeilen of op te lossen. Sommige oplossingen werken echter niet in alle situaties. Zo zijn er ook momenten waarop om een stoel vragen niets oplost. Bijvoorbeeld tijdens een (studie)borrel. Als aanwezigen gewoon staand met elkaar blijven praten, wat meestal het geval is, dan loop je als je zit een groot risico letterlijk over het hoofd gezien te worden. Ik vermeed om die reden dan ook vaak borrels. Dan mis je een keer een borrel, wat zou dat? Zul je misschien denken.

Probleem is natuurlijk niet die ene borrel. Probleem is dat dit soort problemen zich vaak structureel op meerdere vlakken voordoen. Het gaat niet alleen om borrels, maar ook om het niet of moeilijker mee kunnen doen aan allerlei studentikoze groepsactiviteiten zoals samen sporten en samen stappen. Aangepaste sportvoorzieningen zijn er op een universiteitscampus niet. Ik ben ze in ieder geval niet tegengekomen. En al zouden ze er zijn, dan zijn ze meestal niet geïntegreerd met reguliere sportactiviteiten. Gaan stappen met huisgenoten of vrienden tot (diep) in de nacht lukte mij ook niet goed. Dat ging eigenlijk alleen als ik op de dag zelf en de dag erna niet al te veel te doen had en geld had voor een taxi voor de terugreis. Achterop de fiets bij een huisgenoot was op z’n best een kwelling.

Ook was het, toen ik woonde in een studentenwoongroep, moeilijker om aan mijn verplichtingen tegenover mijn huisgenoten te voldoen. Bijvoorbeeld als het mijn beurt was om de keuken schoon te maken, deed ik dat samen met een huisgenoot. Ik kon niet alles schoonmaken (te zwaar, te hoog) en het kostte me verhoudingsgewijs meer energie. Het betekende daarnaast ook dat ik vaker schoon moest maken. Huisgenoten vinden het meestal niet zo erg je af en toe de helpende hand toe te steken. Iedereen kan immers weleens wat hulp nodig hebben. Anders wordt het als de hulpvraag een structureel karakter krijgt. Je moet dan compenseren anders hebben je huisgenoten toch liever geen huisgenoot met een beperking. Ook moest ik beter plannen dan mijn medestudenten. Schoonmaken en boodschappen doen voor de hele groep ging bijvoorbeeld niet op één dag. Het beter moeten plannen en daardoor ook beter plannen heeft natuurlijk ook zo z’n voordelen. En voor de geschetste problemen zijn er ook oplossingen als mensen van goede wil zijn.

Het punt wat ik hier echter wil maken is dat met een functiebeperking studeren niet alleen vaak lastiger is, maar ook het functioneren als student, de sociale integratie, veelal bemoeilijkt. En dat dat onwenselijk is. Toegankelijk (hoger) onderwijs is, vind ik, meer dan alleen iedere student die daartoe het intellect bezit, in de gelegenheid te stellen om daadwerkelijkheid te studeren. Het is ook nadenken over hoe integratie van studenten met een functiebeperking in het studentenleven vergemakkelijkt kan worden zo dat studenten met een functiebeperking ook aan academische vorming toekomen. Een academicus heeft immers niet alleen gestudeerd, maar is ook academisch gevormd.