Boeddhisme en handicap
Theologisch Debat 3e jaargang – juni 2006. Pagina 34-37 Uitgeverij Kok, Kampen
Dharmachari Varamitra
Boeddhisme en Handicap Een biografische inleiding
Dit is een vierde artikel over religie en handicap[1]. Anders dan aan de vorige schrijvers, is mij gevraagd een meer persoonlijk verhaal te schrijven over dit onderwerp op basis van mijn beoefening van het boeddhisme. Bij mijn geboorte in 1953 bleek er van alles mis te zijn. Het vruchtwater had een afwijkende kleur, op diverse plaatsen op mijn hoofd en romp zaten aangroeisels, een deel van mijn linkerneusvleugel ontbrak, ik had twee neusbeentjes naast elkaar en er werd een afwijking aan mijn hart geconstateerd. Vanaf mijn 4e jaar begon mijn linkerooglid te zakken en kwam mijn oogbol langzaam naar buiten. Er werd een tumor gevonden achter mijn oog, welke op mijn vijfde jaar operatief, onder plaatselijke verdoving, werd verwijderd. En daar begon mijn hel. Alles wat mis kan gaan, ging mis. (De wet van Murphy). Bij deze eerste operatie vergat men een tampon, welke gebruikt was tijdens de operatie, te verwijderen. Drie dagen later werd deze tampon, opnieuw onder plaatselijke verdoving, verwijderd. Het effect van deze tweede operatie was dat mijn linkeroog(lid) verlamd raakte. Om een lang verhaal kort te maken, tot aan mijn 21ste verjaardag heb ik diverse operaties aan mijn oog en neus gehad, geen van die operaties verliep gewoon; ruzie makende chirurgen, welke de operatie halverwege staakten, conflicten met narcotiseurs die mij vanwege mijn hartgebrek niet onder volledige narcose wilde laten opereren, verwisseling van dossiers, waardoor ik bijna voor een andere kwaal werd behandeld. Het was zo een opeenstapeling van mislukkingen, welke mijn kijk op de wereld en het vertrouwen in de mensheid een enorme deuk hebben opgeleverd.
Liefdevolle Vriendelijkheid, de eerste stap naar bevrijding. Tijdens mijn eerste boeddhistische retraite in 1988 maakte ik kennis met de Metta Bhavana[2], een meditatievorm, die zich richt op het ontwikkelen van ‘liefdevolle vriendelijkheid’. In deze meditatie richt men zich primair op het ontwikkelen van een liefdevolle vriendelijke houding naar zichzelf toe. In tweede instantie is deze houding gericht naar de ander, onderverdeeld in a) de mensen van wie men houdt, b) de neutrale mensen, die men wel kent maar met wie men geen bijzondere band heeft en tenslotte c) de mensen met wie men ruzie heeft en die men haat. Een van de manieren om deze meditatie te starten is door reflectie op de volgende twee citaten: “Ik wens mijzelf gelukkig en vrij van lijden” “Ik wens mijzelf vrij van haatgevoelens, kwelling en angst” Vrij van lijden zijn vindt men terug in de derde van de vier Edele Waarheden van Boeddha[3] . De andere drie zijn: 1. Er is lijden 2. Begeerte is de oorzaak van lijden en 4. Er is een pad dat wegleidt van lijden, het achtvoudige pad. Het commentaar van Ajahn Sumedho[4] op de 4 edele waarheden was een werkelijke eyeopener voor mij. “For the First Noble Truth, ‘There is suffering’ is the first insight. What is that insight? We don’t need to make it into anything grand; it is just the recognition: ‘There is suffering.’ That is basic insight. The ignorant person says, ‘I’m suffering. I don’t want to suffer. I meditate and I go on retreats to get out of suffering, but I’m still suffering and I don’t want to suffer…. How can I get out of suffering? What can I do to get rid of it?’ But that is not the First Nobel Truth; it is not: I am suffering and I want to end it.’ The insight is, There is suffering.”
Reflecties op bovenstaand citaat deden mij de overstap maken van ‘Ik lijd’ naar ‘Er is lijden’ en haalde mij uit het o zo ondermijnende slachtofferschap, uit het idee ‘er is mij iets aangedaan’. Haatgevoelens, kwelling en angst bepaalden in grote mate mijn leven. Haatgevoelens naar de chirurgen in het bijzonder en angst voor mogelijke nieuwe confrontaties met de medische wereld; deze twee samen waren een ware kwelling voor mij. Reflecties op de dubbelverzen uit het Dhammapada[5] in samenwerking met de meditatieoefening op liefdevolle vriendelijkheid hebben er in de loop der jaren voor gezorgd dat mijn haat langzaam uitdoofde en getransformeerd werd naar vriendelijkheid. Want nooit komen uitingen van haat in deze wereld tot rust door haat, maar door niet te haten komen ze tot rust. Dat is een eeuwige wet.[6] De Metta Bhavana, de vier Edele Waarheden en het Dhammapada legden voor mij de basis om mijn handicap in een ander perspectief te leren zien.
Karma, veel genoemd weinig begrepen. Lang heb ik rondgelopen met de vraag ‘Waarom ik?’ en ‘Wat heb ik in mijn vorige leven(s) uitgespookt om in dit leven zo’n slechte start te krijgen.’ Een populaire hedendaagse opvatting is, dat dat je karma is. Karma wordt in dat licht gezien als de afrekening/straf voor je slechte gedrag, een soort lik op stuk beleid. Zo word je de dader van je eigen ongeluk/handicap en word je opgezadeld met een enorm schuldgevoel. Niets is echter minder waar. Karma is slechts een van de vijf condities (Niyama’s) van waaruit de dingen ontstaan. De vijf Niyama’s of wel natuurwetten zijn als volgt gedefinieerd.[7]
1. Utu-niyama, fysiek anorganische oorzaken
2. Bija-niyama, fysiek organische of biologische oorzaken
3. Kamma-niyama, oorzaken op grond van morele wilsbesluiten
4. Citta-niyama, oorzaken op grond van psychische gesteldheid
5. Dhamma-niyama, oorzaken op grond van transcendentale realisaties
“Karma is bijgevolg niet de wet van voorwaardelijkheid in het algemeen, maar alleen de wijze waarop die wet op een bepaald niveau werkt – de ethische laag, het niveau van morele verantwoordelijkheid. Dit betekent dat we er niet van uit kunnen gaan dat wat ons overkomt noodzakelijkerwijs het gevolg is van onze handelingen in het verleden, omdat karma slechts een van de vijf niveaus van voorwaardelijkheid vormt. Wat ons overkomt, is mogelijk het gevolg van fysieke, biologische, psychologische, ethische of spirituele factoren. Het zal naar alle waarschijnlijkheid om een ingewikkelde combinatie van factoren gaan, waarbij verscheidene niyama’s in het spel zijn, aldus de Engelse monnik Sangharakshita.[8] De vraag naar het waarom en of de oorzaak is op grond van bovenstaande niet eenduidig te beantwoorden of te achterhalen en verloor zo op basis van langdurige reflecties zijn belangrijkheid voor mij en maakte de weg vrij naar de volgende stap.
Idioot, het is de geest.[9] “De Boeddha vroeg niet naar het waarom of het waarvoor van lijden en vreugde, humaniteit en inhumaniteit, maar naar het waardoor. Hij zocht naar de oorzaak van het lijden, met het oogmerk die oorzaak teniet te doen. Hij ontdekte dat zowel de oorzaken van lijden en van een inhumane, egocentrische levenshouding, als de oorzaken van een humane, verlichte levenshouding te vinden zijn in de werking van de menselijke geest, in hoe we ons bestaan beleven, in de voorstellingen die wij ons maken van geluk en ongeluk en de gevolgen daarvan voor ons handelen en spreken.” [10] In de al eerder genoemde dubbelverzen van het Dhammapada zegt de Boeddha: “De dingen worden voorafgegaan door de geest, hebben de geest als voorman, worden door de geest gemaakt.” En het zijn in het bijzonder de voorstellingen die wij van onszelf en anderen maken, van hoe wijzelf en ons leven er uit zou moeten zien. Zo komen we uit bij de vraag hoe kijkt het Boeddhisme naar handicaps. Volgens de leer van de Boeddha zijn begrippen als handicap en gezondheid slechts voorstelling van de geest en meer specifiek van de verdorven geest. Dat wil zeggen: een geest die beheerst wordt door voorkeur (gezondheid), afkeer (handicap) en illusie; ik ben het slachtoffer van mijn situatie. Deze drie voorstelling welke traditioneel de 3 vergiften worden genoemd, zijn de drijfveren van ons bestaan. Door geduld, inzet, liefdevolle vriendelijkheid, meditatie en reflectie kom ik langzaam los van de voorstelling van handicap en gezondheid; het begint te dagen dat ze illusoir zijn, slechts een bestaansrecht hebben in mijn verdorven geest. ‘In uiteindelijke zin is er geen dader te vinden die de daad verricht, noch is er iemand te vinden die de vrucht consumeert. Alleen mentale en fysieke processen rollen voort.’)[11]
De cirkel sluit zich. We keren tot slot terug naar de beoefening van Metta. ‘Wat voor levende wezens er ook zijn, beweeglijk of onbeweeglijk, allemaal, of ze nu lang zijn of groot zijn, middelmatig, kort, klein of fors zichtbaar of onzichtbaar, en al geboren of naar geboorte strevend – mogen alle wezens gelukkig zijn.[12] [13]Als het onderscheid tussen gehandicapt en gezond uitdooft, dan kunnen we van harte de wens realiseren: moge alle wezens gelukkig zijn. Deze realisatie is echter niet slechts een intellectuele of rationele oefening, maar een totale transformatie van handelen, spraak en geest en vraagt om een volledige uitdoving van voorkeur, afkeer en illusie. Zolang dat laatste nog niet is gerealiseerd zullen wij handicaps zien als tekortkomingen of ze toedekken met het sentimenteel medelijden dat uiterlijk lijkt op Liefdevolle Vriendelijkheid maar innerlijk niets anders is dan een expressie van een verdorven geest.
[1] Eerder bijdragen TD 2-2 (christendom en verstandelijke handicap), TD 2-3 (islam en handicap) en TD 3-1 (jodendom en handicap) [red.] [2] Zie voor een uitvoerige beschrijving van deze meditatie hoofdstuk IX van de Visuddhimagga, vertaald vanuit het Pali door bikkhu Nanamoli, uitg. Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka 1991 en het Karaniya Metta Sutta, onderdeel van de Khuddaka-Nikaya, vertaald uit het Pali door Jan de Breet en Rob Jansen, uitg. Asoka, Rotterdam 2002. [3] Het Dhamma Cakka Ppavatanna Sutta, een nederlandse vertaling is te vinden op www.sleuteltotinzicht.nl [4] The Four NobleTruths, Ajahn Sumedho, Amaravati Publications, England 1992. [5] Het Dhammapada is een onderdeel van de Khuddaka-Nikaya, zie voetnoot 2. [6] Dhammapada, vers 1.5. [7] Zie voor een nadere uitleg over de 5 Niyama’s o.a. Wie is de Boeddha, Hfst. 7, Sangharakshita, Uitg. BZZTOH, Den Haag (2000) en meer recentelijk een artikel in het tijdschrift Samadhi, Issue 25, Jan. 2005, Tsunami, A Buddhist Perspective door Dr. Medagama Vajiragnana, head of the London Buddhist Vihara en op www.ubakhin.com is de electronische versie te vinden van het uitverkochte boek van Mahatera Ledi, The Niyama-Dipadi [8] Vgl. www.sangharakshita.org [9] Vrij naar Clintons verkiezingsleus: ‘It’s the economy, stupid.’ [10] Acharia Dr. Han de Wit in een interview door Cokky van Limpt in dagblad Trouw van 10 juli 1998. [11] Uit de Visuddhimagga. Vertaling van Frits Koster in Het web van wijsheid, hfst. 17, uitg. Asoka, Rotterdam 2005 [12] Uit het Karaniya Metta Sutta, zie noot 1.